Mahler: Symfonie nr. 5
Mahler componeerde zijn Vijfde symfonie in 1901–1902, een periode van grote persoonlijke omwentelingen. Hij herstelde van een ernstige bloeding, begon intensief Bach te bestuderen en werd verliefd op Alma Schindler. Die combinatie van crisis, studie en liefde vormt de emotionele onderlaag van de symfonie. De Vijfde markeert bovendien een duidelijke stijlbreuk: Mahler laat de volksmuzikale en programmatische elementen van zijn eerdere symfonieën grotendeels los en kiest voor een meer abstracte, contrapuntische en instrumentale benadering.
De symfonie bestaat uit vijf delen, gegroepeerd in drie grote blokken: een rouwmars en stormdeel, een centraal scherzo, en tenslotte het beroemde Adagietto en een triomfantelijke finale.
I. Trauermarsch – In gemessenem Schritt. Streng. Wie ein Kondukt.
De symfonie opent met een trompetsignaal dat ritmisch verwant is aan Beethoven 5. Het is geen heroïsche oproep, maar een plechtige, militaire rouwgroet. De mars die volgt is zwaar, afgemeten en onverbiddelijk. Mahler gebruikt hier een orkestrale klankwereld die afstand suggereert: de rouwstoet lijkt van ver te komen en langzaam dichterbij te trekken.
De structuur van het deel bestaat uit afwisselingen tussen strenge marsafdelingen en lyrische, bijna nostalgische uitbarstingen. Die lyrische momenten worden echter telkens weer onderbroken door de mars, alsof herinneringen aan het leven worden neergeslagen door de realiteit van de dood. De harmonische taal is instabiel en donker, met veel chromatische bewegingen die de zwaarte van het deel versterken.
II. Stürmisch bewegt. Mit größter Vehemenz.
Het tweede deel vormt een directe uitbarsting van emotie. Waar de rouwmars nog beheerst was, is dit deel een chaotische storm. Mahler noemde het zelf “het wildste wat ik ooit geschreven heb”. De muziek is voortdurend in beweging: strijkers razen, koperblazers schreeuwen, en thema’s botsen tegen elkaar alsof de muziek zelf in conflict is.
Toch is het deel niet vormloos. Er zijn momenten van doorbraak waarin lyrische thema’s oplichten, maar ze worden telkens weer overspoeld door de storm. De harmonische instabiliteit is hier extreem: toonsoorten verschuiven snel, en de muziek lijkt voortdurend te zoeken naar een uitweg. Pas aan het einde ontstaat een soort voorlopige rust, maar geen echte oplossing.
Samen vormen deel I en II een tweeluik over dood, strijd en innerlijke ontreddering.
III. Scherzo – Kräftig, nicht zu schnell
Het scherzo vormt het hart van de symfonie en is het langste deel na de rouwmars. Hier keert het leven terug. De muziek is dansend, aards en vol energie, maar nooit zonder ironie. Mahler grijpt terug op Weense dansvormen zoals de Ländler, maar vervormt ze met onverwachte accenten, asymmetrische frasen en grillige wendingen.
Centraal staat een grote hoornsolo die bijna solistisch van karakter is. De hoorn fungeert als een soort gids door het deel, soms heroïsch, soms lyrisch, soms speels. Het scherzo is contrapuntisch rijk — een direct gevolg van Mahlers intensieve Bach‑studie in deze periode. Thema’s worden door verschillende instrumentgroepen heen geweven, overlappen elkaar en vormen een levendig, meerlagig klankweefsel.
Het deel eindigt niet in triomf, maar in een open, onbeslist gebaar. Het leven is terug, maar nog niet voltooid.
IV. Adagietto – Sehr langsam
Het Adagietto is Mahlers beroemdste muziek, mede door de film Death in Venice. Toch is het oorspronkelijk geen elegie, maar een liefdesverklaring aan Alma. Het is geschreven voor strijkers en harp, wat een intieme, transparante klank oplevert.
De melodie ontvouwt zich in lange, ademende lijnen. De harmonie is rijk maar nooit zwaar; spanning ontstaat door subtiele verschuivingen en crescendo’s die langzaam opbouwen. Het deel is volledig vrij van ironie of conflict. Het is pure lyriek, een moment van stilstaande tijd.
Binnen de symfonie fungeert het Adagietto als een overgang van het aardse naar het verhevene: van de dans van het leven naar de triomf van de geest.
V. Rondo-Finale – Allegro giocoso
De finale is een jubelende rondo en een contrapuntisch meesterstuk. Mahler toont hier zijn vakmanschap door thema’s uit eerdere delen te transformeren en te verweven. De sfeer is licht, speels en stralend. Houtblazers dartelen, strijkers bewegen in energieke patronen, en het koper schittert zonder de dreiging van de eerdere delen.
De finale bouwt langzaam op naar een grote climax waarin verschillende thema’s samenkomen. Het is een overwinning die niet goedkoop voelt: ze is verdiend na de duisternis en strijd van de eerste twee delen. De symfonie eindigt in een stralend D‑majeur, een toon die Mahler vaak associeerde met helderheid en verlossing.
Conclusie
Mahler 5 is een symfonie van transformatie. Ze begint in duisternis, worstelt zich door chaos, hervindt het leven, ontdekt de liefde en eindigt in triomf. De symfonie markeert een nieuwe fase in Mahlers stijl: minder programmatisch, meer contrapuntisch, rijker in structuur en orkestratie. Het werk is zowel persoonlijk als universeel, zowel emotioneel als intellectueel uitdagend.
Het is een symfonie die je niet alleen beluistert, maar ondergaat — een reis van rouw naar overwinning.
No comments:
Post a Comment